“Vrijwel elk onderwerp leent zich voor een jeugddocumentaire”
Martijn Blekendaal vindt dat de ongeschreven regels van de jeugddocumentaire gebroken moeten worden om het genre echt volwassen te maken.
“Jeugddocumentaires volgen steevast hetzelfde recept”, weet Martijn Blekendaal. “Ze duren maximaal vijftien minuten omdat kinderen zich niet langer zouden kunnen concentreren. En de hoofdpersoon is altijd een kind dat worstelt met een probleem dat wordt overwonnen of geaccepteerd.”
Blekendaal vroeg zich af: kan het niet ook anders? Dus maakte hij De man die achter de horizon keek (IDFA Special Jury Award for Children's Documentary, 2018), een jeugddocumentaire die breekt met alle ongeschreven regels van het genre. De film is bijna een half uur lang en gaat over conceptueel kunstenaar Bas Jan Ader, die in 1976 bij wijze van performance de oceaan oversteekt in een klein zeilbootje en spoorloos verdwijnt, een mysterie dat ook Blekendaal niet oplost.
“Over vrijwel elk onderwerp kun je iets voor een jeugdig publiek maken”, vindt hij. “Je moet alleen goed bedenken wat je wel en niet toont, en hoe. Mijn film over Bas Jan Ader is een zoektocht naar wat een jeugddocumentaire eigenlijk is. Of wat het zou kunnen zijn.”
“Documentaires met een kind in de hoofdrol worden op een bepaalde manier altijd een beetje kinderachtig. Voor kinderen hoeft het niet één op één te zijn om zich te kunnen identificeren. Als het onderwerp ze maar intrigeert. Die verdwijning van Ader is een spannend gegeven. Bovendien zag ik een link tussen de slapstick van Buster Keaton en de performances van Ader waarbij hij de gracht in fietst of van het dak valt.”
Kunsthistorische duiding door experts haalde de film uiteindelijk niet. Maar een gesprek met Aders Amerikaanse weduwe wel en dat stelde Blekendaal voor een probleem. “Met ondertiteling zijn kinderen soms meer bezig met lezen dan naar de beelden te kijken. Dus ging ik het zelf vertellen op de voice-over. Ik bestudeerde thrillers om erachter te komen hoe cliffhangers werken. En ik las in die tijd mijn kinderen Harry Potter voor, waarbij ik kon uitproberen welke toon spannend is.”
De verteller in De man die achter de horizon keek is niet alwetend. Sterker nog, hij stelt zich kwetsbaar op, bekent dat hij een schijterd is die nooit zou durven wat Ader allemaal gedaan heeft. “Die persoonlijke laag werd pas expliciet toen ik besloot dat er ook een scène in moest met iemand die ook iets heel spannends had gedaan. Dat werd kunstenaar Joost Conijn, die in een zelfgemaakt vliegtuigje naar Noord-Afrika is gevlogen. Maar hij wilde alleen op de film als ik mee ging vliegen. En zo kwam de angst om te falen, die eerst alleen als motivatie op de achtergrond meespeelde, als een rode draad in de film terecht.”
“De man die achter de horizon keek gaat over voortdurend op je bek gaan en daar iets van maken. Ik heb veel zelf gedraaid, over een periode van drie jaar. De vakanties van het gezin organiseerden we rondom de shots die ik nog nodig had. We gingen naar Land’s End waar Ader moest aankomen en Noord-Spanje waar zijn teruggevonden bootje aan wal werd gebracht. Onderweg tussen die twee plekken filmde ik de zee, want die moest natuurlijk ook in de film. Maar het waaide te hard en alles bewoog. Ik kon alleen een still gebruiken. Maar daar heb ik van alles meegedaan: in een kleiner kader gezet, gespiegeld. Zo kreeg ik vijf beelden uit één shot en dat leverde toch nog een dynamische sequentie op.”
Blekendaals film werd positief ontvangen door de pers, maar door de afwijkende lengte paste hij niet in het inflexibele uitzendschema van de omroep en werd hij afgescheept met een vertoning op een tijdstip dat vrijwel niemand kijkt. Dat is symptomatisch voor het slechte imago dat de jeugddocumentaire geniet, vindt de filmmaker, die er in 2021 tijdens de IDFA-industry sessie over jeugddocumentaires tegen ageerde met een manifest. “De jeugddocumentaire wordt onterecht beschouwd als een genre voor beginnende filmmakers en de budgetten zijn laag. Maar als je net begint en weinig geld hebt, zul je niet snel experimenteren met nieuwe vormen. Dus evolueert het genre niet en is het niet aantrekkelijk voor meer ervaren makers met grotere budgetten. Het is een vicieuze cirkel.”
Zelf gaat hij, parallel aan anderen, verder met het oprekken van het genre door te werken aan een jeugddocumentaire op speelfilmlengte. “De aanleiding voor The Invisibles is persoonlijk”, vertelt hij. “Ik ben geadopteerd en groeide op in een witte omgeving waar ik altijd erg opviel. Ik wilde onzichtbaar zijn. Later realiseerde ik me dat mijn verlangen een luxeprobleem is vergeleken bij kinderen die noodgedwongen onzichtbaar zijn omdat ze moeten onderduiken, mishandeld worden of ongezien de grens over moeten. Ik zoek naar manieren om onzichtbaarheid vorm te geven door een green suit aan te trekken of te werken met een striptekenaar.”
“Ik ben nog op zoek naar de juiste toon en vorm. In De man die achter de horizon keek vertelde ik alles, nu draai ik meer scènes die zichzelf vertellen. Bijvoorbeeld over Channa, die een hekel heeft aan de kleur geel vanwege de Jodenster die ze op haar kleding moest dragen. Het trauma van de oorlog komt heel heftig naar boven in een confrontatie met haar zoon als hij per ongeluk in een geel T-shirt voor de deur staat. Daarbij is het wel zoeken: hoe leid ik zo’n scène in met archiefmateriaal en iets over kleuren?”
Hoever de productie gevorderd is, kan Blekendaal niet precies zeggen. “Schrijven, draaien en monteren lopen bij mij een beetje door elkaar. Gaandeweg wordt duidelijk wat het is. Ik zal ook mezelf verrassen.”