Twintig jaar woonde Habib met zijn familie in Istanbul. Ze waren enkelen van de duizenden mensen wier dorpen door het Turkse leger werden verwoest, in een poging het Koerdisch verzet te onderdrukken. Maar zeven jaar geleden keerde Habib terug naar zijn geboortegrond, het bergdorpje Bakolini – zonder zijn familie, die in de stad achterbleef. Geithoeder Habib stichtte er een nieuw gezin, maar eigenlijk wil hij dat zijn inmiddels volwassen zoon Ramazan in het dorp komt wonen en de boerderij met hem komt bestieren. Zorgvuldig observeert Reber Dosky (zelf afkomstig uit Koerdisch Irak, maar al vijftien jaar inwoner van Nederland) in zijn afstudeerfilm voor de Nederlandse Filmacademie het dorpsleven van Habib. Hij vat het, zonder commentaar of interviews, in veelzeggende beelden: Habib die op het dak van zijn lemen huis klimt, waar hij mobiel bereik heeft om te bellen met Ramazan; geploeter in de modder tussen de tientallen geiten op de boerderij. De patrijsachtige vogeltjes die Habib vangt in kleine houten kooitjes worden gaandeweg de film een symbool voor het vaderlijke verlangen om zijn zoon terug te zien keren naar het land van zijn voorouders. Zal hij stadskind Ramazan over kunnen halen om in het geboortedorp te komen wonen?