A Walnut Tree
Een oude man blikt terug op zijn leven. Met weemoed vertelt hij zijn kleinzoon over zijn geboortegronden in de Tirah-vallei. Hij schetst groene heuvels, waar werd gefeest en gemusiceerd. Een video, afgespeeld op een smartphone, laat beelden zien van de paradijselijke omgeving. Nu leeft de man in vluchtelingenkamp Jalozai in Pakistan, in een geïmproviseerde tent. De bewoners in dit eindstation zijn afhankelijk van hulpgoederen van de Verenigde Naties. De man vertelt hoe hij nu leeft als een beest, als een nomade in niemandsland. Hij verlangt terug naar een land dat niet meer bestaat: in zijn moederland zijn alle gelukzalige liefhebberijen, zoals het voordragen van poëzie, verboden en vrienden en familie zijn al jaren geleden vertrokken. In gedichten die hij voordraagt, laat hij zijn ongenoegen horen. Hij vraagt zich af wie de werkelijke moslims zijn. Zijn het de taliban? Of het leger? Is hij een zondaar? Alledaagse taferelen, zoals het schillen van aardappelen en het gelach van zijn kleinkinderen, benadrukken zijn melancholie. De oude man staat stil, terwijl de wereld om hem heen doordraait. Telkens rijst de vraag of hij het risico zal nemen om weer terug te keren naar zijn moederland.