Diep in de Poolse bossen staat een verzorgingstehuis. Doordeweeks leiden de bewoners er een rustig leven, maar elke zondag is feestelijk. Dan zijn familie en vrienden welkom voor een bezoek. Vanaf het krieken van de dag worden voorbereidingen getroffen. De één wordt netjes geschoren, de ander maakt zijn bed op en medewerkers zorgen voor een gezellige ontvangstruimte. Alles gebeurt in stilte, alleen de vogels geven een luid concert. Beelden van zorgvuldig geplaatste familiefoto’s zijn stille getuigen van hoe het leven ooit was. Zwijgend wachten enkele bewoners in de tuin op arriverende bezoekers. Rokend, ijsberend en reagerend op ieder geluid van het hek dat gasten moet doorlaten. Maar het hobbelige landweggetje waarop de geliefden zouden moeten verschijnen blijft leeg. De spanning staat op ieders gezicht geschreven. Uren verstrijken en de ochtend maakt plaats voor de middag. Sommige bewoners lopen onrustig rond als gekooide dieren terwijl het zonnetje verdreven wordt door onweer. Nog even blijven de bewoners buiten, maar dan moeten ze het opgeven. De regen klettert neer op de tuin. De bezoekers zijn niet gekomen. Zijn ze de weg kwijtgeraakt in het magische woud? Verdreven door het noodweer? Komen ze volgende week? Zonder enige dialoog wordt de collectief te verwerken teleurstelling invoelbaar gemaakt.