observeert de sociale dienst van New York vanuit het oogpunt van de ambtenaren die de uitkeringen beheren en de aanvragers die hun kantoren bevolken. Het resultaat is zowel verbijsterend als verrassend. Verbijsterend omdat deze bureaucratie lijkt opgezet tegen mensen die het minst goed in staat zijn ermee om te gaan; verrassend omdat degenen die de bureaucratie runnen niet inhumaan zijn en regelmatig alles doen om te helpen. Er passeert een diverse groep mensen de camera, zoals een vrouwelijke aanvrager die van haar interviewer te horen krijgt dat hij zorg draagt voor tweeënhalf miljoen mensen, en dat hij goed werk levert als er slechts een paar duizend niet krijgen waar ze recht op hebben. Of de Duitse immigrant die zegt dat God je alleen helpt als Hij dat wil en dat, gezien de omstandigheden, "ik beter op zoek kan naar een leuke plek om mezelf op te hangen." Voor bepaalde mensen is elk klein drama groot. En ook de politieagenten die de kantoren bewaken raken betrokken. Ze zijn voornamelijk zwart en krijgen te maken met racisten, maar ze blijven kalm, zelfs als hen verteld wordt dat ze fokken als konijnen en uitgeroeid moeten worden voor er bloed vloeit in de straten. Wisemans camera kijkt toe en neemt het op.