De regionale treinverbinding RER B doorkruist Parijs en de buitenwijken van noord naar zuid. Alice Diop stopt bij enkele stations en ontmoet een Malinese automonteur in Le Bourget, een geduldige wijkverpleegster in Drancy (haar zus), de schrijver Pierre Bergounioux in Gif-sur-Yvette en deelnemers aan een hertenjacht in de Chevreuse-vallei.
Diop verweeft haar kalme observaties met herinneringen aan haar Senegalese vader, die in de jaren zestig als immigrant in Frankrijk aankwam, en aan haar moeder, die ze amper op oude familiefoto’s en films aantreft. Haar moeder is hooguit een silhouet aan de rand van het kader, klaar om te verdwijnen, ziet Diop tot haar schrik. Dat beeld zet ze op ontroerende wijze recht.
Ondertussen rijdt de RER door en komen de losse verhalen die ze optekent organisch samen. Diop kiest ervoor om de verschillen tussen de mensen niet te vergroten, maar om goed naar ze te kijken en luisteren, met aandacht voor het kleine gebaar. De losse slices of life vormen zo een meeslepend, ontroerend geheel. Een mogelijk ‘wij’.