‘Ieder is de schepper van zijn eigen geluk’, luidt een gevleugeld gezegde. In SCHEPPERS kan dat vrij letterlijk worden opgevat: de titelhelden nemen de spade ter hand voor een snipper geluk in een modderpoel. In een zandafgraving in Noordoost Brabant zoekt een groepje mensen naar zes miljoen jaar oude haaientanden. Ieder heeft zo zijn eigen methoden om het ‘fossiele goud’ uit het zwarte zand te scheppen: een gemechaniseerde zeefinstallatie, een luxe handzeef, een eenvoudig koekblik of de blote hand. Hoewel de handelswaarde van de vondsten te verwaarlozen valt, koesteren de amateur-paleontologen ze als kleine schatten. De bestuurder van de graafmachine heeft er zo zijn gedachten over: ‘De één gaat filmen, de ander gaat haaientanden zoeken en de derde gaat misschien in de winter nog skiën. Dat is het verschil. Maar ik doe geen van drieën dus’.