Vijf dames op leeftijd drinken maandelijks samen thee – jaar in, jaar uit, sinds ze hun middelbare school hebben afgemaakt. De traditie houdt al zestig jaar stand, want hoewel hun karakters verschillen, zijn ze al zo lang samen dat ze elkaar alles kunnen vergeven, vertelt één van hen. Samen halen ze herinneringen op aan vroeger en reflecteren ze op hedendaagse zaken. Lachend lezen ze voor uit een schriftje voor huishoudkunde en constateren ze dat het nu niet eens zo anders is gesteld met de man-vrouwverhoudingen. Hoewel: dat dat ze laatst op tv zagen was toch wel iets heel nieuws. De verhalen zijn uiteenlopend en de meningen ongezouten. De een vertelt de ander doodleuk dat ze dier man foeilelijk vond. Zestig jaar wordt eenenzestig, tweeënzestig, zelfs vierenzestig. En elke maand staan de koekjes klaar, wordt er slagroom op het gebak gespoten, drijven thee-eieren in de pot. Altijd verschijnen de dames feilloos opgemaakt, gekleed en gekapt op de bijeenkomsten die soms hilarisch zijn, en altijd warm en liefdevol. Theetijd begint nooit zonder kort gebedje en het uitgesproken besef dat ze veel hebben om dankbaar voor te zijn. Een relaas over jong zijn, oud zijn en vriendschap. En over de dingen die voorbij gaan: “Hebben jullie gemerkt dat ons groepje een beetje krimpt?”