Vele handen maken vele dingen. Op een werkplaats in Yangon, de voormalige hoofdstad van Myanmar, worden oude autobanden getransformeerd tot een reeks volledig nieuwe voorwerpen. In een consistent ritme van snijden, schrapen, trekken, zweten, scheuren, pellen en weer snijden worden de banden ontdaan van hun oorspronkelijke vorm. Uitgeklapt en opgerold vinden ze luttele meters verder een nieuwe bestemming, waar kundige ambachtslieden emmers en slippers maken uit de lappen rubber, en staalborstels van het ijzerdraad. De werkplaats wordt bevolkt door arbeiders van elk geslacht en allerlei leeftijden: een jonge vrouw in sarong voedt haar kind tussen de bedrijven door, terwijl een oude rot gaten boort met een zelfgemaakte machine en jongens in blote bast een partijtje chinlone spelen, een traditionele mengeling van sport en dans. Soms eist het werk zijn tol. "Van dit soort arbeid word je niet rijk, je kan er net van rond komen", oordeelt een ervaren recycler over een jongen die van overwerken een schouderontsteking kreeg. "Dus waarom zou je hebzuchtig zijn?" Maar naar hem luisteren ze niet, dat weet hij ook wel. Ieder werkt hier op zijn eigen tempo, in zijn eigen ritme. Snijden, schrapen, trekken, zweten, scheuren, pellen en weer snijden.