In het gestileerde openingsbeeld van I Walk ligt de Deense filmmaker, sportjournalist en dichter Jørgen Leth in een scanner. In 2010 overleefde Leth een zware aardbeving op Haïti, waar hij woont, en sindsdien kan hij niet goed meer lopen. In één klap werd hij een oude man. In een poëtische mix van koortsdroomachtige beelden en observaties in voice-over wordt duidelijk dat Leth ook het psychische trauma nooit helemaal te boven is gekomen. Hij is depressief en heeft nachtmerries. Met zijn zoon vertrekt hij naar Laos, naar de Mekong-rivier, waar hij een kunstwerk wil creëren in de jungle.
Het ouder worden staat centraal in dit soms rauwe egodocument. Leths hoofd wordt mistiger, het gehoor gaat achteruit en het lijf wordt stram, maar de behoefte aan erkenning en relevantie blijft. De onbalans en de onvastheid van zijn voeten verbazen hem: hij is altijd gewend geweest stevig in het middelpunt van de aandacht te staan. De mate waarin Leth door zichzelf is gefascineerd is haast koket, maar maakt ook de film zelf fascinerend.