Bosco is een minuscuul Italiaans dorpje in grijs- en bruintinten met 123 huisjes, waarvan er slechts zeven bewoond worden. Het gehucht lijkt opgeslokt te worden door de natuur. Het ligt in een nauwe vallei tussen hoge heuvels en de omringende kastanjebomen blijven maar groeien.
Aan de andere kant van de oceaan, in Uruguay, woont de grootvader van de filmmaker. Dertien jaar lang filmde Alicia Cano zowel haar opa, wiens voorouders ooit uit Bosco emigreerden, als de overgebleven bewoners van het dorp. Met slechts een paar sfeervolle en ontwapenende schetsen weet ze sympathie op te roepen voor deze mensen, die leven alsof de tijd heeft stilgestaan, maar elke dag geconfronteerd worden met het verglijden ervan.
Want er is veel veranderd in dertien jaar tijd; dierbaren zijn weggevallen en opa zelf wordt broos en oud. Ondertussen droomt hij van Bosco. Hij is er nog nooit geweest, maar als hij zijn ogen dichtdoet ziet hij de huizen en de mensen en de begraafplaats waar zijn verre familieleden liggen.