Overal glas, ramen die uit hun sponningen zijn gesprongen, geschreeuw. Vanaf de eerst seconde zit de kijker midden in de beangstigende wereld van filmmaker Mohamed Jabaly. Zijn straat in een wijk van Gaza is zojuist gebombardeerd door Israël. In paniek vraagt zijn familie zich af welk huis geraakt is. De overburen, leert een blik uit het raam. Alleen een enorme berg stof en stenen is nog over. Jabaly maakte een rauw, persoonlijk verslag van de 51 dagen waarin ‘zijn’ stad en ‘zijn’ mensen onder vuur lagen. Hij rijdt al die dagen mee met een ambulance en klampt zich, zo zegt hij zelf in de film, vast aan de camera om zijn angst te bedwingen. De heroische bestuurder van de ambulance, die een haat-liefde verhouding met de camera en regisseur ontwikkelt, is een baken van rust te midden van de chaos. telkens weer scheuren ze recht het centrum van de oorlog in. Daar moeten ze de gewonden oppikken, ondanks het risico dat ze zelf slachtoffer worden van een vervolgbombardement. Hectisch handheld materiaal wordt afgewisseld met meer reflectieve momenten, van Jabaly die vanaf zijn dak de stad overziet, of van de broeders die het bloed van de ambulance wegwassen.