Als kind was de Palestijnse Ibrahim al geobsedeerd door wapens. In de jaren tachtig gaat hij als tiener naar Libanon, getraind en klaar om mee te helpen aan de Palestijnse revolutie. “Zou ik in staat zijn om een Israëlische soldaat te doden?,” vraagt hij zich nieuwsgierig af. Nog steeds praat hij vol vuur over wapens en militaire operaties. Maar inmiddels is hij volwassen en ligt hij al talloze jaren volledig verlamd in een ziekenhuis in Jordanië – gewond geraakt tijdens een van de gevechten. Zijn statische, uitzichtloze situatie wordt benadrukt door het standpunt van de camera, dat recht op het bed van Ibrahim is gericht. Voormalig theeverkoper Walid uit Egypte is al vijftien jaar Ibrahims verzorger. Hij wast hem, voedt hem en knipt zijn nagels. Aan het bed voeren ze verhitte discussies over de toekomst van de Palestijnen, het ontstaan van Hamas en Fatah. Maar hoe belangrijk Ibrahim ook is voor Walid, zijn vrouw en kinderen in Egypte hebben hem ook nodig. Voor Ibrahim is het moeilijk te verteren dat zijn goede vriend en trouwe verzorger ook nog een leven heeft buiten het ziekenhuis. Het leidt tot discussies van bijna echtelijke aard tussen de twee. Walid krijgt last van gewetenswroeging – hij heeft tenslotte gezworen om Ibrahim te blijven verzorgen.