Forget Baghdad
Nadat in 1948 de joodse staat werd uitgeroepen, trokken ruim een half miljoen joden vanuit de hele wereld naar Israël. Bijna een kwart ervan kwam uit Irak, de zogenaamde Mizrahim, oriëntaalse joden, die daar al drieduizend jaar thuis waren. Velen van hen vertrokken niet vanuit zionistische overtuiging, maar vanwege pogroms en discriminerende wetgeving. Samir, zoon van Iraakse immigranten in Zwitserland, zocht in Israël een aantal Iraakse joden op. Zijn aanknopingspunt was de Iraakse communistische partij - de sterkste communistische partij in het Midden-Oosten - waarvan zijn vader destijds in Irak lid was. De vier mannen die Samir ontmoet vertellen hoe zij als joden opgroeiden in Baghdad, waar ze tot de omverwerping van de regering door radicale moslims in harmonie leefden met christenen en moslims. In hun nieuwe vaderland worden ze als ‘Arabier’ en communist allerminst met open armen ontvangen. Over de immigratieperiode verzuchtte Ben Goerion zelfs: ‘We schopten de goede Arabieren eruit en brachten de slechte joden binnen.’ In de interviews vertellen de vier en socioloog/filmhistoricus Ella Shohat met de nodige humor en zelfrelativering over zaken als vervreemding en het opbouwen van een nieuwe identiteit. ‘We hadden overal de verkeerde identiteit.’ Hun woorden worden op de andere helft van het split screen direct visueel ondersteund met foto’s, archiefbeelden en vrolijke fragmenten uit honderd jaar cinema, met daarin stereotypen van joden en Arabieren.