Paul de Wit is geschiedenisleraar en verkeert in een identiteitscrisis. Ondanks het feit dat hij een goede baan heeft en een voorbeeldig gezin leeft hij in onvrede met zijn historische bagage. Een toevallig in Parijs gemaakte foto zet hem op het spoor van zijn tweelingbroer, van wie hij tijdens de Tweede Wereldoorlog gescheiden is en wiens lot ongewis is gebleven. Pauls ouders werden in de oorlog vermoord, en deze broer wordt nu een soort missende schakel tussen heden en verleden. Een schakel die, indien gevonden, het misschien mogelijk zal maken om dat gruwelijke verleden te verdragen. Paul de Wit tracht dit aspect ook op een andere manier te verwerken. Vol overgave schrijft hij een historisch boek over de Franse revolutie. Hij wil hierin aantonen dat het verloop van de geschiedenis op toeval berust; de Franse revolutie noch de Shoa hadden hoeven plaatsvinden... Deze intellectuele exercitie kan vertaald worden in Pauls verlangen om Auschwitz te kunnen wegvlakken uit zijn gedachten, en een emotionele confrontatie uit de weg te gaan.