Lenno & the Angelfish
“Lenno! Lenno!” Hoe vaak hoort de tienjarige Lenno dit niet. Dan is hij volgens zijn vader weer superirritant. Terwijl Lenno zelf anderen juist irritant vindt. Met een impulsieve montagestijl die snel schakelt tussen momenten van plezier en boosheid, botsingen en intimiteit, blijft deze impressie dicht bij de belevingswereld van Lenno, een drukke jongen met gedragsproblemen en een levendige fantasie.
Lenno bokst met zijn broertje, huilt als hij zich pijn doet, loopt weg als hij kritiek krijgt, is blij met de geweldige kleurplaten van zijn moeder en mag bij zijn vader een tattoo zetten. Hij probeert te vertellen wat er in zijn hoofd omgaat. “Mensen denken dat ik een probleem heb, omdat ik vaak boos ben. Ik vind het stom dat ze dat zeggen.” In een vertrouwelijk moment bekent Lenno’s vader dat hij ook niet de braafste was. Lenno, een verwoed zwemmer, leeft mee met zijn maanvis, een soort die de naam heeft om agressief te zijn, wat Lenno niet eerlijk vindt. Hij hoopt dat de maanvis vriendjes met de andere vissen wordt.