Al met zijn Filmacademiefilms KUTZOOI en LAP ROUGE wist Lodewijk Crijns de gemoederen bezig te houden. Hij stichtte bewust verwarring door die twee films vorm te geven als een documentaire, maar gaandeweg steeds meer onwaarschijnlijke, absurdistische elementen toe te voegen. Hiermee was hij een van de regisseurs die halverwege de jaren negentig speelde met de eclectische fake-documentairevorm. Centraal in zijn bekroonde eindexamenfilm LAP ROUGE staan twee excentrieke broers, een slager en een autosloper, die sinds 1959 met hun bejaarde, tirannieke moeder in een Zuid-Frans gehucht wonen. Crijns volgt ze in hun dagelijkse bezigheden (zoals het houden van baby’s op sterkwater) maar laat ze ook reageren op de camera door ze te interviewen en commentaar te laten leveren. Crijns, die zichzelf meestervervalser noemt, schuwt daarbij de pathos niet en zoekt in zijn soms kolderieke, dan weer schrijnende portret de grenzen op van het ongegeneerde gluren, al voordat reality-tv de kop op stak.