Hans Canjé trok als een van de weinigen tijdens de Koude Oorlog van west naar oost. In West-Duitsland werd hij gevangengezet wegens zijn medewerking aan een communistische radiozender. In Oost-Berlijn werd hij een succesvol partijlid. Zijn zoon Ingo werd daar gearresteerd, toen hij protesteerde tegen de Muur. Ingo vluchtte later van oost naar west. Drie dagen daarna viel de Muur.Het zijn niet de enige parallellen in het opzienbarende dubbelportret dat Fredrik von Krusenstjerna maakte van vader en zoon. In het verenigde Duitsland werd Ingo Hasselbach, zoals hij zich ging noemen, op zijn beurt een politieke radicaal, voorman van de neonazistische beweging in Berlijn. Beiden werkten als journalist; Hans Canjé voor een antifascistisch blad. Maar als jongeling droeg ook hij met trots het hemd van de Hitlerjugend, een periode waarover hij lange tijd niet wilde praten. En zoon Ingo is inmiddels uit de neonazi-beweging gestapt en gaat het land rond, als sympathieke talkshowgast, met waarschuwende woorden. Zo eindigen vader en zoon aan dezelfde kant van de politieke strijd. Toch willen ze elkaar niet zien.Ingo’s psychiater, zijn broer Jens - ook ex-lid van de neonazi’s - en een bevriend schrijver dragen bij aan het gelaagde portret. Aan het begin van LOST SONS vertelt Von Krusenstjerna dat hij naar Berlijn kwam om te zien waarom er weer nazi’s waren. Hij ontrafelt uiteindelijk een ingewikkelder probleem: hoe klein de innerlijke stap is tussen politieke extremen, en hoe onoverbrugbaar de kloof kan zijn tussen twee mensen die in zoveel opzichten op elkaar lijken.