Daguerréotypes
Crèmes, lotions, haarverf, sokken, zakdoeken, grote witte onderbroeken: Au Chardon Bleu in het Parijse Rue Daguerre heeft het allemaal. Liefdevol glijdt de camera van Agnès Varda over de stoffige etalage. Hier ontwaakte haar fascinatie voor de straat waar ze al vele jaren woonde. Waar je een slager, een bakker en een kruidenier vindt, je accordeons kunt kopen, je haar laat krullen en autorijles kunt nemen. En op de vrije avond biedt het buurthuis een optreden van de vuurvreter Mystag, die even bekwaam zijn assistent met dolken doorboort als hij Yves, de kapper, in slaap hypnotiseert.
Varda zou Varda niet zijn als dat heel gewone, dagelijkse leven haar niet bovenmatig zou interesseren. Ze ging op zoek naar de mensen achter de middenstanders. Voor haar camera geven ze zich bloot: over de liefde voor hun vak, waar hun wieg stond, wie er thuis aan tafel zitten en of ze nog dromen hebben. De legendarische filmmaker monteerde hun getuigenissen en haar warme observaties met veel humor en associatief vermogen tot een blauwdruk van een specifieke tijd en plaats, een dorp in een stad, begin jaren zeventig, nog net voor de digitale revolutie.