Meral Uslu heeft een agressieve vorm van borstkanker. Als filmmaker wil ze het proces van haar behandeling vastleggen, maar niet met een camera die tussen arts en patiënt in staat. In fungeert de camera als patiënt, waardoor je als kijker het gevoel krijgt zelf behandeld te worden. Aan het begin van de film somt een van Uslu’s artsen mogelijke behandelingen op: chemo, bestraling, een operatie aan borst en oksel en hormoontherapie. Wat volgt zijn gesprekken met diverse dokters, verplegers, fysiotherapeuten en andere hulpverleners die Uslu begeleiden. Die gesprekken, met meelevende behandelaars die ongeveinsd haar kansen wegen, vormen een intiem verslag van de verhouding tussen arts en patiënt en geven daarnaast een helder inzicht in een ingewikkelde materie. De focus ligt vooral op Uslu’s lichaam, het lichaam dat haar in de steek heeft gelaten en waarop ze niet meer durft te vertrouwen. Zonder gêne laat Uslu zien wat ze moet ondergaan om beter te worden; infusen worden ingebracht, schroeiplekken van de bestraling en littekens van de operatie geïnspecteerd en een ingekapseld implantaat wordt gemasseerd. Na al dit lichamelijk geweld lijkt het afronden van de behandeling slechts het begin van een lange weg terug, zowel geestelijk als fysiek.