Als eerbetoon aan hun overleden moeder maken twee Indiase broers een pelgrimstocht van zesduizend kilometer, langs de heilige rivier de Ganges naar de stad Haridwar in de Himalaya. Het verslag van hun reis schetst in zeven hoofdstukken een intens beeld van religieus India. Hoofdpersoon van de film is Jamana Lal, een diepgelovige Hindoe die als kind verlamd raakte aan zijn benen; hij ziet dit als een straf van de goden voor zijn slechte gedrag in een vorig leven. Terwijl Pirjo Honkasalo's camera hem tijdens de reis steeds aandachtig en van dichtbij volgt, deelt hij op de voice-over zijn nederige kijk op het leven. Op een religieus festival op het eiland Sagar ontmoet hij een vrouw, Shanta, die zich bij de reis van de broers aansluit. Via Varanasi bereiken ze Haridwar, waar de broers een bloemenoffer brengen aan hun moeder. Daarna trekken Jamana en Shanta verder de Himalaya in, om bij de oorsprong van de Ganges een ascetische monnik te ontmoeten. Terug in zijn geboorteplaats deelt Jamana Lal het heilige water uit de Ganges onder zijn dorpsgenoten uit.