Oscarwinnend verslag van het legendarische driedaagse Woodstock-muziekfestival (1969) in al zijn facetten, van de opbouw van het podium tot portretten van bevlogen bezoekers. De veelal in splitscreen gemonteerde, soms extatische optredens van topartiesten als The Who, Joe Cocker, Crosby, Stills & Nash, Santana, Jefferson Airplane, Janis Joplin en Jimi Hendrix worden afgewisseld met thematisch gegroepeerde sfeerbeelden en korte interviews op en rond het festivalterrein. In beeld komen onder andere een yogales, spelende kinderen, skinnydippende hippies, trippende bezoekers, mopperende of aangenaam verraste omwonenden, naar huis bellende tieners, de schoonmaker van de toiletten en de bekende modderglijbaan na een wolkbreuk. Er zijn helicoptershots van verstopte wegen, we horen hoe mensen zich zorgen maken over voedsel- en watervoorraden en hoe de artiesten overweldigd zijn door de mensenmenigte. Uit ruim honderd uur ruw materiaal, gedraaid door zeven cameramannen, monteerde regisseur Michael Wadleigh met hulp van onder andere Thelma Schoonmaker en assistent-regisseur Martin Scorsese een inmiddels klassiek monument voor de tegencultuur van de sixties. Over de hang naar vrijheid, blijheid, anti-materialisme, liefde en geestverruimende drugs in een turbulente tijd waarin – zoals een jongen het verwoordt – “”. Woodstock belichaamde het ideaal dat mensen vreedzaam konden samenleven, met als gemeenschappelijke wens simpelweg gelukkig te zijn.