Fatum (Room 216)
In verhoorkamer 216 wordt een hooggeplaatste militair ondervraagd over de verdwijning van een vrouw. Een misdaad die verband lijkt te hebben met drie soortgelijke zaken. De militair staat niet onder arrest, is vrij om te gaan wanneer hij maar wil en mag op ieder moment een advocaat raadplegen. De enige andere aanwezigen zijn drie camera’s, die op verschillende plaatsen in de kamer als fly on the wall het gesprek registreren. Verhoorder en verhoorde zijn zich terdege bewust van de aanwezigheid van de camera’s. De toon van het gesprek is er een van beleefdheid en wederzijds respect, vriendelijk haast. En bijzonder eerlijk. In een lange en grondige sessie leidt de politieman de militair door zijn verklaring. Op geraffineerde wijze ontvouwen zich tegelijk de verhalen van een misdaad en een misdadiger. Langzaam wordt ook de betekenis duidelijk van de found footage-montage die de registratie van het verhoor doorsnijdt, en krijgt Paul M. van Brugge's compositie Fatum – 'noodlot', opgevoerd door een violist en een cellist – een steeds dramatischer lading.