Een jonge Wit-Russische kunstenares laat haar echtgenoot in Minsk achter om een vriend, de bejaarde kunstschilder Andrzej Strumillo, in zijn idyllische huis in Polen te bezoeken. Het is een sprookjesachtige plek, omringd door moerasland en een rivier. Er zijn paarden – voor wie de twee kunstenaars een liefde delen – en honden. Voor haar is het bezoek, dat sinds de vorige keer twee jaar op zich heeft laten wachten, een welkome variatie op het leven in de stad, voor hem een onderbreking van zijn eenzame bestaan. Dat is getekend door ouderdom: een kromme wervelkolom, zere knieën. ‘Verdrietig dat het leven zo kort is,’ vindt hij.
De kunstenaars praten over kunst en leven, over dieren en bomen,
over liefde en wat ze gedroomd hebben. De aangename routine van tekenen, praten,
paardrijden en kleine klusjes rond het huis wordt voor de kunstenares alleen
onderbroken door telefoontjes van haar man, die graag wil dat ze terugkomt.
Maar zij wil wat langer blijven, en nog wat langer. Wat zij hier vindt, is ook wat het kalme tempo van de film en de zorgvuldig gecomponeerde beelden ons bieden: ruimte voor contemplatie.