Mein liebster Feind - Klaus Kinski
Diabolisch, half gestoord, , een egomaniak, een genie. Aldus de collega’s over Klaus Kinski, een van de uitzinnigste acteurs die ooit het witte doek heeft mogen sieren. Vooral regisseur Werner Herzog, zelf ook een obsessief kunstenaar, heeft nauw met Kinski samengewerkt. Zo nauw zelfs dat ze, zo wil de overlevering, serieus van plan waren elkaar om het leven te brengen. Aan het begin van de documentaire zien we Kinski op een bijeenkomst van gelovigen, waar hij zichzelf in een ongeëvenaarde scheldpartij uitroept tot de nieuwe Jezus. Het blijkt een van zijn vele kanonnades te zijn. Tijdens de opnamen van Herzogs AGUIRRE, DER ZORN GOTTES kon hij van het ene op het andere moment veranderen in een furieuze duivel, omdat zijn broodje niet smaakte. Kinski was totaal onhandelbaar, maar tegelijkertijd geknipt voor de rollen in Herzogs films: als wrede conquistador in AGUIRRE, als megalomane operabouwer in FITZCARRALDO, als oppergriezel in NOSFERATU, PHANTOM DER NACHT. Herzog praat vol haat en liefde over Kinski, zijn beste vijand, die elke seconde van de dag met zichzelf bezig was. Zo zag Kinski zichzelf graag als ‘natuurmens’, maar tijdens opnamen in de jungle waagde hij zich slechts één keer kort in het oerwoud, waar hij zich veelvuldig liet fotograferen om de schijn op te houden. Vaak weet de kijker echter niet wanneer er sprake is van mythevorming rond de relatie tussen acteur en regisseur. Zo geeft Herzog toe dat hij zelf een aantal van de scheldwoorden heeft bedacht die Kinski in zijn autobiografie op hem afvuurde. Kinski stierf in 1991, volgens Herzog ‘uitgeput door zichzelf’.