Een betonnen kelder. Achterin plassen water, een paar plastic krukjes. Stemmen zwellen aan. Jongens slaan met hun rechterhand ritmisch op hun borst en roepen in koor dat ze hun leven voor Hussein geven. Een volksmenner spoort ze aan – met behulp van een spiekbriefje. Hij zegt "vandaag op dit moment", en de jongens antwoorden met "wens ik in Karbala te zijn”. Na het oefenen zien we de optocht door de straten. Shiieten herdenken jaarlijks de dood van Hussein, de kleinzoon van de profeet Mohammed, die stierf bij de slag om Karbala in 680. In een moskee spelen ze de gebeurtenis na in aandoenlijk geknutselde 'historische' outfits. Er loopt een geluidsband en de acteurs playbacken. Als ze klaar zijn met de repetitie pakt een van de pubers zijn mobiel. Ze lijken zich bewust van de camera en corrigeren elkaar als iemand te veel poseert. Een jongen verkleed als soldaat vraagt: "Waarom moet ik eruit zien als de rest?" Dit zijn de jongens die deze herdenkingstraditie moeten voortzetten. Ze zien de ernst ervan in, maar zijn nog te jong om continu ernstig te zijn. De vreemde ogen die het ongemak veroorzaken zijn ook die van ons, het filmpubliek.