Sami Saif is 28. Hij heeft filmregie gestudeerd. Zijn vader liet hem en zijn broer in de steek toen ze nog jong waren. Zijn broer pleegde later zelfmoord. Sami wil zijn vader gaan zoeken, maar laat elke gelegenheid daartoe voorbijgaan. Zijn aarzeling wordt gevoed door angst, onzekerheid en twijfel, maar toch reist hij uiteindelijk naar Egypte om zijn vader te ontmoeten die nu een nieuw gezin heeft. Met behulp van oude super-8-amateurfilmpjes van hem en zijn broertje, van de jeugd waarvan hij zich weinig herinnert, afgewisseld met prachtige beelden van voorbijdrijvende wolken, van de lucht die voortdurend het verstrijken suggereert van tijd, stemmingen en levenssituaties, heeft de regisseur een zeer poëtische maar ook verontrustende documentaire gemaakt. Omdat hij de camera beschouwt als de belangrijkste getuige van zijn zoektocht, praat, huilt en tiert de filmmaker in de lens. Een sterke passage, gefilmd met een conventionele techniek, is die van enkele telefoongesprekken. De scène duurt tien minuten, maar de camerahoek en de lensinstelling blijven ongewijzigd. Toch wordt de onderliggende druk zo voelbaar dat de passage barst van de spanning en de pijn. Gedurende de lange tijd die de filmmaker onderweg doorbrengt, mediteert hij over het leven in het heden en verleden en over schuldgevoelens, en maakt hij de kijker zo voortdurend deelgenoot van zijn gedachten. Op deze manier wordt de zoektocht het hoofdonderwerp, terwijl de ontmoeting met zijn vader, die wel of niet zal plaatsvinden, slechts het resultaat is.