De familie Braguine leeft een zelfvoorzienend bestaan in het midden van de Siberische taiga, een weinig herbergzaam, maar sprookjesachtig natuurgebied waar geen weg naartoe leidt. Alle telgen van Sacha, de pater familias, zijn hier geboren en leven in harmonie met de nagenoeg onbedorven natuur, tussen de beren, de bomen en de eenden. In de veertig jaar dat Sacha hier woont, heeft hij nooit een voetafdruk van een onbekende gezien. De Braguines delen hun leefgebied met de familie Kiline, de enige andere bewoners hier. En hoewel beide families leven volgens hetzelfde antiautoritaire geloof, weigeren ze met elkaar te spreken. Zelfs als de kinderen elkaar treffen, op een neutraal stukje land aan de overkant van de rivier, worden er slechts gluurderige blikken uitgewisseld. De spanning tussen de twee partijen wordt opgevoerd in een suggestieve montage. Zo presenteert zich ook de dreiging van buitenaf: hebberige Russen die hun prachtige ongerepte bos willen innemen.