“Jíj bent alleen maar verliefd op je skateboard,” zeggen Keets vriendinnen als zij het weer eens hebben over verkering. En inderdaad, skaten doet dit stoere meisje van tien het allerliefst. Dat wordt mooi verbeeld in een licht vertraagde scène waarin is ingezoomd op haar volop genietende gezicht. De wind waait door haar haar, de zon beschijnt het. Af en toe verdwijnt ze uit beeld als ze afzet om snelheid te maken. Ondertussen is haar stem te horen: ze vertelt dat ze wel gepest werd door andere meiden omdat ze op een jongen zou lijken. Daar probeert ze zich zo weinig mogelijk van aan te trekken. De film toont haar in skateparken, op een halfpipe, bij gelikte kantoorpanden waar ze wordt weggejaagd of terwijl ze ronddoolt in met graffiti bespoten, verlaten achterafbuurtjes. Skaten is gewoon haar ding, dat is duidelijk. Tegelijk zoekt ze aansluiting met andere skaters. En dan blijkt het toch een issue te zijn dat ze een meisje is. Jongens zijn wilder en maken stomme grapjes, vertelt ze – en de film laat het ook zien. Toch weet de nuchtere, talentvolle Keet zich een weg te banen door deze door jongens gedomineerde skatewereld, op zoek naar een eigen plek.