Op de uitgestrekte en bijna buitenaards schitterende zoutvlakte Salar de Uyuni verzamelt Moises en zijn familie al generaties lang zout. Hij kan zich geen betere woonplaats voorstellen dan zijn afgelegen geboortedorp op de Boliviaanse hoogvlakte. Onvermijdelijk klopt de vooruitgang aan de deur als de overheid besluit om lithium, een grondstof voor onder meer batterijen, uit de onderste zoutlaag te winnen. Opgewonden Bolivianen rekenen zich rijk, eeuwen nadat de Spanjaarden hun zilvermijnen leeghaalden en het land berooid achterlieten. Bij Moises’ dorp komt een internationaal vliegveld, wegen worden geasfalteerd en toeristen komen zich vergapen aan het bijzondere landschap. De zouthandel brengt steeds minder op en met lede ogen ziet Moises toe hoe zijn broer de pikhouweel verruilt voor een handel in souvenirs. De vooruitgang lijkt niet tegen te houden: zijn zoontjes zullen nooit worden en ook zijn echtgenote droomt van een modern leven als kapster in de stad. Terwijl het dorp zich opmaakt voor een welvarende toekomst, worstelt Moises met zijn verdwijnende manier van leven. Bij wonderschone opnamen van het spierwitte landschap en beelden uit zijn dagelijks leven filosofeert hij in begeleidend commentaar over de betekenis van zijn geliefde gebied, de verwarrende gevolgen van economische vooruitgang en zijn plaats in de wereld.