The Apollo
Het Apollo Theater op 125th Street in het New Yorkse Harlem is meer dan een podium: het is een thuis en kraamkamer voor een eindeloze reeks Afro-Amerikaanse grootheden als James ‘Mister Apollo’ Brown, Ella Fitzgerald, Ray Charles, Prince en Richard Pryor. Een safe haven waar Billie Holiday het aandurfde om ‘Strange Fruit’ te zingen en een plek waar de Afro-Amerikaanse cultuur wordt gevierd. Dat wordt duidelijk uit de flitsend gemonteerde, soms nooit eerder vertoonde archiefbeelden – van bijvoorbeeld de eerste optredens van een piepjonge Stevie Wonder en Lauryn Hill – en vele met anekdotes doorspekte interviews met betrokkenen.
De tekstrepetities voor een theateradaptatie van Ta-Nehisi Coates’ Between The World and Me, over wat het betekent om zwart te zijn in de Verenigde Staten, vormen de ruggengraat van de film. De geschiedenis van ‘The Apollo’ is onlosmakelijk verbonden met die identiteit; het is de plek van de herdenkingsbijeenkomst voor James Brown, en van het triomfantelijke optreden van Amerika’s eerste zwarte president.