Ten zuiden van de Indiase miljoenenstad Surat, in de provincie Gujarat, ligt een industriegebied dat sinds de jaren zestig een enorme groei doormaakte. In een van de vele textielfabrieken in die industriële zone filmde Rahul Jain de dagelijkse, slopende gang van zaken. De fabriek is een omgeving waar mens en machine lijken samen te smelten. Het is er donker en bedompt; daglicht komt nauwelijks binnen. Het werk is loodzwaar en geestdodend, een werkdag duurt eindeloos. De film zuigt de kijker mee in deze duistere wereld, waar machines met dreunend kabaal het ritme aangeven. Het is de regisseur net zozeer te doen om het geheimzinnige verbond tussen de arbeider en zijn product (de stoffen worden mechanisch, maar toch ook liefdevol behandeld) als om de mensonterende omstandigheden waaronder gewerkt wordt. Diensten duren twaalf uur, ook voor kinderen. De lonen zijn extreem laag. Observerende sequenties – soms betoverend mooi, vaak ook pijnlijk, zoals het beeld van een hevig knikkebollende jongen die moet vechten om wakker te blijven – worden onderbroken door korte interviews.