In een afgelegen Colombiaans kustdorp moet de kleine Dulce leren zwemmen. Haar moeder helpt het meisje op weg, maar Dulce is angstig en huilt tranen met tuiten. Iedereen in het dorp weet dat het van levensbelang is om te kunnen zwemmen. Alleen al omdat veel inwoners, zo ook Dulce en haar moeder, afhankelijk zijn van de oogst van een lokale kokkel.
Terwijl alle kinderen plezier hebben in het water, zit Dulce onzeker op de pier, ondanks de aanmoediging van haar vriendinnetjes. Voor Dulce telt haar watervrees nog te zwaar. Maar wat, zo betoogt haar moeder, gaat ze doen als het water uit zee omhoog komt en het dorp bedreigt? Wie zal er dan verdrinken? Juist.
In dit treffende portret zet een klein meisje een grote stap in het leven. Op beknopte, observerende wijze toont Dulce een belangrijk moment van bewustwording bij een kind: het besef dat groter worden betekent dat je net als de rest je aandeel in de gemeenschap hebt, maar ook dat je op jezelf moet kunnen rekenen in gevaarlijke situaties.